Gepubliceerd op October 9th, 2024
De Officier van Justitie heeft voldoende bewijs verzameld om een rechtszaak te beginnen. Op de laptop van Shmuel en op andere gegevensdragers is veel materiaal gevonden dat onomstotelijk bewijst dat hij betrokken is bij een zedendelict met kinderen. De advocaat adviseert Shmuel om een bekennende verklaring** af te leggen. Dit betekent dat Shmuel in het verhoor, anders dan tijdens het voorarrest, wel zal spreken over het bewijsmateriaal dat gevonden is. Dit verhoor zal gedurende drie dagen plaats vinden in bijzijn van zijn advocaat.
Ik ben blij dat Shmuel gaat praten. Ik hoop dat hij tijdens de verhoren ook spijt zal betuigen. Dat hij beseft wat hij gedaan heeft. Kinderen voor het leven beschadigd. Ik geloof vast en zeker dat Shmuel in een TBS-kliniek geplaatst gaat worden voor behandeling, want het is goed mis met hem. Ik vind hem een gestoorde crimineel. Ik ben er diep van overtuigd dat Shmuel een enorme stoornis heeft ontwikkeld en dat de maatschappij, en wel specifiek kinderen, beschermd moeten worden tegen hem.
De verhoren van Shmuel bevestigen de vermoedens van het landelijke team over het zedendelict van Shmuel. Schijnbaar ligt alle informatie op tafel. Ik wil alles weten en meer dan dat. Ik wil dat de onderste steen boven komt. Misschien krijg ik dan antwoord op de vraag waarom Shmuel dit gedaan heeft, en hoe hij dit heeft kunnen doen? Want ik wist het niet. Het is volledig buiten mij om gegaan. Deze verbijsterende gedachte houdt mij in een wurggreep. Had ik het maar geweten, dan had ik bij ontdekking direct maatregelen genomen. Shmuel naar de juiste hulpverlening gestuurd. Verantwoordelijkheidsgevoel en schuldgevoel over de reikwijdte van het delict strijden om voorrang. Ik heb het niet geweten en ik ben bang dat ik dit mijn leven lang zal blijven voelen.
Via de advocaat krijg ik de afschriften van de processen verbaal van de verhoren in de mail. Shmuel heeft daar toestemming voor gegeven. De verhoren zijn letterlijk uitgetypt. Vol afgrijzen lees ik de vragen en de pijnlijk eerlijke antwoorden die Shmuel geeft. Geen schuldgevoel of schaamte is terug te lezen in de antwoorden. Shmuel geeft de naakte feiten en af en toe wordt er door de notulist een punt vergeten. Het lijkt wel of dit bij de antwoorden is die te veel walging oproepen. Althans dat probeer ik mij zo voor te stellen. Tenslotte zijn de rechercheurs ook mensen met gevoel. Shmuel weet precies waar hij wel en niet op in moet gaan. Mijn gevoel zegt dat er meer is, maar bewijzen kan ik het niet. Voor mij is hij nu zeker een niets ontziende crimineel. Een crimineel die een gevaar is voor de samenleving! En daar heb ik mee samen geleefd! Ik weet nu enige naakte feiten en ik vraag mij af of dit alles is
En weer voelt het als mijn persoonlijke, tragische en verwijtbaar falen. Waarom heb ik het niet opgemerkt? Hoe komt het dat ik niet gezien heb waar Shmuel zich mee bezig hield? Ik voel mij zo verantwoordelijk en ook zo schuldig. Waarom heb ik het niet gezien? Ik blijf de antwoorden op de vragen die ik mijzelf stel schuldig. Machteloze woede maakt zich van mij meester. Woede naar mijzelf en woede naar Shmuel. Het verteert mij van binnen en als een mantra herhaal ik de gedachten: “Het komt goed want ik maak het goed”. Deze gedachte is als een reddingsboei in een niet aflatende storm en ik laat de boei niet los. Ik wil niet meegesleurd worden in emotionele vloedgolf van dit bizarre gebeuren
In voorbereiding van de rechtszaak geeft de Officier van Justitie opdracht tot een psychiatrisch onderzoek van Shmuel door een onafhankelijk psycholoog van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). Dit is nodig om de toerekeningsvatbaarheid van een zedendelinquent te beoordelen, en mogelijke psychische stoornis. De rechter heeft deze informatie nodig om de strafmaat en mogelijke opgelegde behandeling te bepalen.
De psycholoog wil mij ook spreken. Ik hoor dit van de advocaat van Shmuel. De advocaat heeft mijn mailadres doorgegeven aan de psycholoog. Via de mail maken de psycholoog en ik een telefonische afspraak. Met gemengde gevoelens zie ik het gesprek tegemoet. Hoe kan ik in godsnaam een goed beeld van Shmuel geven?
Terwijl ik wacht op het telefoontje met de psycholoog gaan er allerlei gedachten door mijn hoofd. De psycholoog wil een persoonsbeschrijving van Shmuel. Wat moet ik zeggen? Ik weet niet meer wie Shmuel is. Voor mij is hij een ernstig, gestoorde en gevaarlijke crimineel geworden. Ik hoop dat mijn persoonsbeschrijving de genadeklap is voor een lange gevangenisstraf of opname in een zwaar bewaakte inrichting. Eén waaruit hij niet zomaar vrij kan komen. De verantwoordelijkheid om een goede persoonsbeschrijving te geven voelt zwaar. Ik voel dat ik wegzak in de gemakkelijke stoel waar Shmuel altijd in zat. Ik staar de tuin in waar een vogel in de appelboom zit. Niets lijkt anders en toch is er zoveel veranderd.
De ringtone van mijn telefoon verbreekt de beklemmende stilte. De psycholoog stelt zich voor. Ze vertelt dat we het louter over Shmuel als persoon gaan hebben. Elk gesprek over het delict maakt haar een medeplichtig getuige. Ik hoor haar woorden en sla ze half op. In mij borrelen er allerlei emoties op. Ik wil zo graag de controle over mijzelf houden en ik zeg: “ Mag ik even de regie?” Met een oneliner omschrijf ik Shmuel. Ik kan mijn walging, pijn en verdriet over Shmuels gedrag niet voor mij houden. De psycholoog lijkt mijn oneliner te negeren en vraagt door over Shmuels persoonlijkheid.
Tijdens ons gesprek besef ik ineens dat ik een opdracht heb te vervullen en dat ik dat met grote zorgvuldigheid wil doen. Shmuel is meer dan een zedendelinquent. Hij is ook echtgenoot, vader en opa. Gevoelens van liefde, verantwoordelijkheid, boosheid, walging strijden voor de eerste plaat in mij. Ik dwing mijzelf om mijn negatieve gevoelens in de koelkast te zetten en naar eer en geweten antwoord te geven. En te kijken naar de Shmuel uit het verleden en wat zijn “wapenfeiten” waren. Hoe hij is als echtgenoot, vader en opa. Bij elke vraag weeg ik mijn antwoord terwijl ik een opkomende misselijkheid probeer te negeren.
Dan probeert de woede in mij de overhand te krijgen. Een woede die voelt als een vulkaan die op uitbarsten staat. Ik probeer de woede te kanaliseren door me te focussen op de vragen. Het geeft mij ook veel energie en ik probeer mijn woorden heel zorgvuldig te kiezen. Vooral als gevraagd wordt hoe de kinderen omgaan met het delict van Shmuel. Machteloos verdriet bekruipt mij omdat ik voor hen moet antwoorden. Ik zeg: “Ze beschouwen.” Ik wil niet antwoorden voor hen. Bovendien weet ik het ook niet precies. Het contact tussen mij en hen is verstoord en daardoor moeizaam. We spreken elkaar amper. Alsof ze zich hebben teruggetrokken op een afgesloten fort, beschermd tegen de buitenwereld en mogelijke gevolgen van Shmuels delict. Want hoe openbaar gaat het worden?
Een paar dagen later stuurt de psycholoog het verslag van het gesprek via de mail en ik krijg de mogelijkheid om aanvullingen te geven of woorden aan te passen. Mijn oneliner geuit vanuit mijn emotie staat ook in het verslag. Ik besluit daar een nuancering bij te geven. Ik vertel dat deze uitspraak is gebaseerd op emoties van verbijstering, boosheid en verraad. De psycholoog neemt dit ook zo op in het verslag. We mailen een aantal keren heen en weer met aanpassingen in het verslag. Het geeft mij een gerust gevoel dat mijn woorden zo serieus worden genomen. Want er is ook een kant in mij die vooral Shmuel niet wil veroordelen omdat ik ineens, heel even, voel hoe gekleurd mijn blik is door de impact van zijn walgelijke gedrag.
Nu ik alles heb gelezen van de verhoren en het verslag van de psycholoog is mijn vaste overtuiging dat Shmuel een lange gevangenisstraf gaat krijgen of wordt opgenomen in een gesloten inrichting. Het is nu wachten op de rechtszaak. Met hoop en vrees in mijn hart voor de mogelijke berichten die naar buiten kunnen gaan komen. Wat gaat er gebeuren? Komt het verhaal op straat te liggen? Het is wachten op een datum voor de rechtszaak.