Gepubliceerd op July 10th, 2024
Ons huis staat te koop. Ik heb dringend huisvesting nodig, maar dat is niet zomaar geregeld. Ik sta sinds het huis te koop staat ingeschreven bij de woningbouw, maar de wachttijd is vijf jaar.
Terwijl ik moet zorgen om een dak boven mijn hoofd te krijgen, voel ik een enorme angst en druk. Het is nog onzeker hoe lang Shmuel in de gevangenis moet blijven. Wat als hij wordt vrijgelaten? Wat als het voorarrest wordt opgeheven en hij thuis op het strafproces mag wachten?! Ik moet daar niet aan denken! Over mijn lijk dat ik met Shmuel in één huis ga wonen. Dit betekent dat niet alleen ík, maar ook Shmuel huisvesting nodig heeft.
De onzekerheden stapelen als hete kolen op mijn hoofd. Ik voel mij zo verantwoordelijk voor de gevolgen terwijl huisvesting voor Shmuel niet mijn verantwoordelijkheid is. Wel wil ik controle houden over waar hij gaat wonen. Het liefst niet te dichtbij. Want wat als mensen erachter komen dat er een zedendelinquent in het dorp komt wonen?
Binnen afzienbare tijd krijg ik een telefoontje van de makelaar. Er is een serieuze koper voor ons huis en over de prijs is geen discussie. De koper wil beslist het huis hebben en de financiering is geen probleem. De makelaar adviseert om de transactiedatum bij de notaris nog een paar maanden uit te stellen. Hij zegt: “U heeft niet binnen afzienbare tijd huisvesting.”
Stoer zeg ik tegen de makelaar: “Dat komt wel goed.” Terwijl ik dondersgoed zou moeten weten dat dakloos worden geen reden is tot urgentie voor huisvesting. Het was immers een belangrijk onderdeel van mijn werk. Mensen ondersteunen naar huisvesting. Ik zou mij meer dan bewust moeten zijn van het probleem.
Na het telefoontje van de makelaar stort ik in. Ik voel mij enorm wanhopig, alsof ik in een hoek ben gedreven en geen kant op kan. Ik ga dan ook letterlijk in een hoek van de kamer zitten. Zo voelt het dus als je in een hoek bent gedreven. Het letterlijk voelen van de twee muren geeft een merkwaardig rust. Ik voel mij gesteund door de muren. En ik beslis om uit de hoek te stappen. Ik zeg tegen mijzelf: “Ik maak er een crisis van en ik klop aan bij de hulpverlenende instanties van de gemeente.” Ik voel de kracht van mijn “werkjas”. Alsof mijn werkervaring mij nu zal gaan helpen.
Op de automatische piloot stap ik het gebouw binnen waar het Algemeen Maatschappelijk Werk is gevestigd. Hier heb ik een afspraak. Ik adem diep in en uit en ik merk dat angstige gedachten over dakloos worden wijken. Alsof ik voor een cliënt huisvesting ga regelen. Ik heb maar één gedachte: ‘Men moet mij serieus nemen want ik wil niet dakloos worden.’ Tijdens de intake vertel ik rustig over de situatie. Zeer uitgebreid alsof ik een casus voorleg. Geen steen laat ik onberoerd. Zonder schuld en schaamte vertel ik over het misbruik. Ook vertel ik over mijn chronische ziekte.
Mijn situatie wordt uiterst serieus genomen. De betrokken medewerker vertelt mij dat mijn casus voorgelegd gaat worden in het crisisoverleg van de gemeente. Tijdens dit overleg wordt complexe casuïstiek besproken. Ik knik instemmend. Allemaal herkenbare materie voor mij. Mijn “werkjas” voelt stevig om mij heen. Het stelt mij gerust.
Binnen een week heb ik een vervolgafspraak. Deze keer met de crisismanager van de gemeente. Ik word uitgenodigd om plaats te nemen in een grote werkkamer. Ik voel dat de grootte van de ruimte mij imponeert. Ook hier wordt mijn situatie zeer serieus genomen. Ik voel verbazing over de betrokkenheid. Ik realiseer mij niet echt dat het een grote crisis is en dat het mijn crisis is. Emoties gieren door mijn keel en ik toch blijf ik rustig, bijna onderkoeld door een intense vastberadenheid. Shmuel heeft mij in dit afschuwelijke pakket gebracht. En het is nu aan mij hoe ik hiermee omga. “Het komt goed wat ik maak het goed”, een mantra die ik telkens in mijzelf herhaal.
Hoewel de crisismanager al op de hoogte is van een aantal zaken, heb ik grote drang om mijn verhaal zelf te vertellen. Alsof ik moet pleiten voor urgentie. Ze geeft mij de ruimte en zonder emotionele opsmuk vertel ik wederom mijn verhaal. Uiterst geconcentreerd wacht ik de reactie af. De crisismanager is een nuchtere vrouw. Ze reageert doelgericht op mijn verhaal en komt direct ter zake: “In uw situatie heeft u uiteraard urgentie nodig voor een huis. En dat gaan we regelen. U moet reageren op het eerste huis wat vrijkomt in de regio. U kunt het huis niet afwijzen. Ook mag u niet gaan samenwonen met uw man als hij uit de gevangenis komt. Dit zijn de voorwaarden.” Totaal perplex kijk ik de vrouw aan. Ik zeg: “Het lijkt wel of ik in het pakhuis van Sinterklaas zit en dat alle cadeaus voor mij zijn.” Het gevoel van intense dankbaarheid overheerst.
De vrouw glimlacht en zegt: “Uw situatie is ook erg uitzonderlijk.” U heeft een complexe chronisch ziekte en uw man heeft u in een zeer lastig pakket gebracht.” Het is wonderbaarlijk dat mijn ziekte nu in mijn voordeel werkt. Ik kom er niet graag voor uit dat ik ernstig ziek ben. Gelukkig is dit niet altijd aan mij te zien. Alleen als ik erg moe ben of gestrest ben, zijn de tekenen aanwezig. Voor het eerst sinds de emotionele rollercoaster die Shmuel teweeg heeft gebracht, voel ik mij weer een beetje veilig. Ik word serieus genomen en ik heb zicht om binnen afzienbare tijd een huis te krijgen want ik heb urgentie!
De crisismanager informeert de woningbouwvereniging over mijn urgentie. Ze heeft echt het mandaat om snel te schakelen. Ik reageer op een huis in mijn eigen vertrouwde wijk en zie hoe ik door de urgentie op nummer 1 kom te staan. Er hebben 456 mensen gereageerd. Ik heb een huis en ook nog dicht bij mijn geliefde bos. Ik mag blijven wonen in mijn vertrouwde omgeving. En dat is wat ik zo graag wil.
En dan belt de strafpleiter mij. Over Shmuel zijn terugkomst hoef ik niet bang te zijn. Shmuel moet in voorarrest blijven en zal daarna waarschijnlijk een gevangenisstraf krijgen. Ik kniel neer op de vloer en ik dank God voor het huis en dat Shmuel voorlopig niet terugkomt. Wat ben ik blij. En wat is het fijn om een andere emotie te voelen dan boosheid of verdriet. Dankbaarheid omsluit mij als een warme deken.